De Rupelstreek heeft een uitzonderlijk en uniek verleden. Door de eeuwen heen heeft de getijdenrivier, de Rupel, zijn spoor in het landschap getrokken. De rivier is een grens geweest, maar ook een verbindingsweg. De Rupel vormt een eigen biotoop, met slikken en een typische fauna en flora.
In de loop van de geschiedenis heeft ook de mens markante sporen nagelaten. Langs de Rupel heeft hij diverse nederzettingen gesticht en hij is de rivier gaan gebruiken voor transport. Hij heeft scheepswerven opgericht om schepen te bouwen en hij is handel gaan voeren. Maar werkelijk uniek is dat in de Rupelstreek een geologische laag aan de aardoppervlakte komt, die bijzonder geschikt is voor de productie van baksteen en dakpannen: de Boomse klei.
Van in de middeleeuwen is men die klei stelselmatig gaan ontginnen en verwerken, met een hoogtepunt in de vorige eeuw toen er tientallen steenbakkerijen langs de Rupel actief waren. De vraag naar baksteen was toen zeer groot, de klei was hier voorhanden, er waren ondernemers die initiatief namen, er waren vele duizenden arbeiders die het werk in de steenbakkerijen uitvoerden en er was de Rupel, waarlangs de baksteen vlot per schip afgevoerd kon worden naar al de plaatsen in ons land en daarbuiten waar druk gebouwd werd. Vandaag is in de Rupelstreek nog maar één steenbakkerij actief. Maar overal zijn nog sporen van de oude steenbakkersnijverheid te vinden: in restanten van oude fabrieksgebouwen, in de verhalen van mensen die het meegemaakt hebben, en zeer duidelijk in het landschap, met zijn kleiputten en zijn typische natuurontwikkeling.
De ontginningsputten van de klei werden, na het uitgraven, maar al te graag gebruikt om in te storten. Dat gebeurde ook in de Kleiputten Terhagen vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw. In 1972 kocht Eternit percelen naast de Bosstraat in Boom om er, tot 1983, asbestafval te storten (zowel gebonden als ongebonden asbest-residu). In 1972 en 1973 werd het zuid-oostelijke deel van de Kleiputten (Bos van Terhagen) opgevuld met zand, afkomstig van de aanleg van de roeiwedstrijdbaan in Hazewinkel en van de E19. In 1973 werd in de middenzone van het gebied, gestart met het storten van huisvuil van de stad Antwerpen (tot 1983), en tussen 1991 en 1995 werd in het gebied grote hoeveelheden grond gestort, afkomstig van de aanlegwerken van de zeesluis in Hingene.
Op dit moment zijn de Kleiputten Terhagen in Boom en Rumst grotendeels eigendom van De Vlaamse Waterweg nv (sinds 1993) en van de Provincie Antwerpen (sinds 1988). Gedurende jaren al, staat het gebied op het Gewestplan ingekleurd als ‘golfterrein’. Nu wordt er gewerkt aan een nieuw PRUP om binnen afzienbare tijd de bestemming te wijzingen in ‘groengebied voor zachte recreatie’.
Tussen 2011 en 2015 werd er gewerkt aan een Oriënterend en Beschrijvend Bodemonderzoek (OBBO) voor het gebied. Volgens de conformverklaring van OVAM (2015) moeten het asbeststort en de vervuiling van het gebied door an- en kationen gesaneerd worden. De saneringsnoodzaak voor het asbeststort staat al jaren vast want werd vermeld in meerdere rapporten (Provinciaal Instituut voor Hygiëne-2008, OVAM en VITO-2010, Verkennend Bodemonderzoek-2011, OBBO-2015) maar tot vandaag gebeurde dit nog steeds niet volledig. Ook de beslissing door de projectpartners (Lantis (vroeger BAM), Provincie Antwerpen, De Vlaamse Waterweg en de Gemeente Rumst) om het volledig westelijk deel van het projectgebied te saneren is verwarrend en onduidelijk: in het Kennisgeving-MER wordt immers ook melding gemaakt van de mogelijkheid om enkel de 10ha van het asbest- en het huisvuilstort te saneren, zonder meer. Bovendien kreeg de oostelijke zone dezelfde saneringscode toegewezen, maar is het hier niet noodzakelijk, zonder enige verklaring voor het verschil in behandeling van beide zones.
Wij hopen dan ook dat het asbeststort naast de Bosstraat onmiddellijk en definitief gesaneerd wordt en dat het huisvuilstort, indien nodig, gesaneerd wordt, met een, zoveel als mogelijk, behouden van het overige deel van het projectgebied zoals het nu is (respectvol omgaan met de bestaande fauna en flora).